11: Verhaal van Apostelkind Loes

Een verhaal over het AG in roerige tijden. Ook een waarschuwing voor geestelijke verzorgers, die hun beperkingen niet erkennen en onderkennen, waardoor professioneel ingrijpen uitblijft.

Eind zeventiger jaren heb ik het AG verlaten. Behoorlijk in de war. Ik begreep niet hoe ik zo de weg kwijt kon raken binnen een gemeenschap die bijzonder en liefdevol was, zoals ik altijd had geleerd.

Verbijstering

Tien jaar geleden verhuisde ik naar Thailand. Ik kende er niemand, dus sloot ik mij aan bij de Nederlandse club. Er werd een damesdag georganiseerd. Met een boot het meer op. Ik zat naast een oudere dame, die ik nog niet eerder had gesproken. We hadden het erover, dat de Thai niets om hun huis geven. Ik dacht, dat het niet specifiek Thai was, maar een verschijnsel, dat vaker voorkomt in de tropen. En toen begon het. Zij vertelde over een vrouw die zij kende en afkomstig was van Ceylon (Sri Lanka). Ze was daar getrouwd met een Nederlander. Toen haar echtgenoot overleed, besloot zij met haar kinderen te verhuizen naar Nederland. Daar was mijn eerste schrikreactie. De vrouw had drie kinderen. Oh, maar dat klopte ook. Het verhaal kabbelde verder. Het waren twee meisjes en een jongen. De oudste dochter was een beetje moeilijk, maar de jongste dochter was een schat. Ooit waren ze buren en nog steeds had ze contact met haar. Maar die jongen was geen goede. Zorgde altijd voor problemen. Hij was getrouwd geweest en had een kind bij die vrouw. Maar, die vrouw kon hem helemaal niet aan. Later was hij weer getrouwd en opnieuw gescheiden. Ik kon wel door de bodem van de boot zakken. Toen ik vroeg, waar zij die mensen van kende, kreeg ik het antwoord dat ik verwachtte: van het AG. En de naam klopte ook. Zij had geen idee wie ik was, maar ik vond het wel zo netjes om dit verhaal te stoppen. Ze schrok enorm toen ik bekend maakte dat ik die eerste vrouw was met dat kindje. De vrouw, waar zo negatief over gesproken werd binnen het AG.
Ik was verbijsterd, dat het verleden, wat ik zo diep had weggestopt, mij ver van huis weer in kon halen. Waarom raakte ik daarvan uit balans en pinkte ik stiekem een traantje weg? Het was toch een achterhaald station, wat niet meer bestond?

Het boek Apostelkind

Door de verplichting, om door Corona thuis te blijven, extra de kranten lezen. Stond daar opeens een artikel in over het boek Apostelkind. Dat iemand het aandurft om daarover te schrijven, was de eerste gedachte die bij mij opkwam. Meteen duidde dat ook op een signaal. Ik kon en kan mijzelf wel wijs maken dat het niet zichtbaar en niet voelbaar meer is, maar ergens vanbinnen zit het er nog. Allemaal.

Apostolische ouders

Ik was het eerste kind en meteen het laatste kind van mijn apostolische ouders. Mijn moeder was altijd apostolisch geweest. Mijn vader kwam uit een streng gereformeerd nest. Toen hij besloot, om naar het geloof van mijn moeder over te stappen, werd hij door mijn opa en oma per direct het huis uit gezet. Hij kwam op kamers te wonen bij een oud apostolisch echtpaar. Schatten van mensen. En mijn opa en oma van moeders kant vingen hem ook liefdevol op.

Alles kwijt

We woonden in de binnenstad van Amsterdam en in die buurt gingen we naar de dienst. Ik heb daar niet veel herinneringen aan en wist natuurlijk helemaal niet waar het over ging. Onze herder vond ik een hele leuke man. De ooms en tantes waren lief. Als mijn opa, die priester was, op de verhoging kwam, ging ik heel hard tegen iedereen zeggen dat hij MIJN opa was. Ik kan mij ook nog een declamatorium herinneren. Duurde erg lang. Zag ik dan mijn vader en dan weer mijn moeder op het toneel komen. Moeder in zo’n prachtige, glimmende prinsessenjurk. Zo had ik mijn moeder nog nooit gezien.


Toen ik vijf jaar was, besloten mijn ouders te verhuizen naar een nieuwbouwwijk in Amsterdam West. Vreselijk vond ik dat. Die lege, stille straten, waar nog bijna niemand woonde en die afschuwelijke flats. Ik had het gevoel dat ik alles kwijt was. Mijn lieve kleuterjuf en de gezellige buren. (Herbert Joeks met vrouw en dochter.) En ik moest naar een andere dienst. Daar was mijn leuke herder niet. De ooms en tantes waren vreemden.

Catechisatie

De tijd van de lagere school brak aan. De tijd voor de eerste catechisatie dus ook. Mijn ouders waren super streng en echt apostolisch in de opvattingen. Het zou steeds erger worden. De priester bij de catechisatie was ook streng. Veel heb ik er niet van opgestoken. Ik vond het saai en zat vaak te dromen. Zingen vond ik wel leuk. Maar volgens mij begreep ik niet goed wat ik zong. Als ik het nu teruglees, denk ik dat de kracht van het AG zat in het leren door herhalen.

Mijn gebedjes

Zo blij, dankbaar en een eer, om zo’n fijne apostel te hebben. Dat nam ik als kind klakkeloos aan. Dat ik ’s morgens en ’s avonds moest bidden vond ik stom. Ik deed het niet. Eerst, omdat ik niet wist wat ik moest zeggen. Later vond ik het maar raar dat ik dankbaar moest zijn voor de nieuwe dag. Toch normaal dat een kind een nieuwe dag krijgt? Als de strenge priester vroeg of ik mijn gebedjes wel had gedaan, zei ik eerlijk nee. Kreeg je een boze preek.

Stil en teruggetrokken

Op school trof ik het niet echt. In klas 1, 2, 5 en 6 had ik steeds dezelfde juf. Ze was niet aardig tegen mij, wat ik niet begreep. Ik was een kind dat flink onder de knoet zat. Stout zijn op school durfde ik echt niet. Aan mijn ouders had ze een grote hekel. Hoezo? Naast dat ik soms uren op de gang moest staan of strafregels moest schrijven, deed ze hele rare dingen. Van een piek haar die voor mijn ogen hing, had ik een stukje afgeknipt. Moest ik voor de klas staan, zodat de andere kinderen mij uit konden lachen. Ik ontwikkelde nagelbijten. Zei de juf tegen de klas, dat het heel raar was, als een kind zichzelf zat op te eten. Dat soort dingen. Het ergste was, dat zij mij heel vaak indringend uithoorde over het AG. Maar ik wist niet wat ik moest zeggen. Dat leverde irritatie op. Thuis mocht ik niet klagen over de juf. Als ik dan verdrietig was en een beetje huilde, kreeg ik een klets voor mijn kop. Dan had ik tenminste echt iets om te janken. Ik werd stil en teruggetrokken. Later ontdekte ik, dat ik voor die juf het kind van de vijand was. Zij was streng gereformeerd en mijn vader een overloper.

Nooit echt begrepen

Ons leven bestond uit thuis, school en dienst. Mijn moeder had mijn vader verboden om carrière te maken binnen het AG, omdat zij er last van had gehad dat mijn opa altijd weg was voor het werk. Moeder zat op de naaiclub en vader op de knutselclub. Daarnaast drie keer naar de dienst en mijn catechisatie. Moeder was een introverte en vaak sombere vrouw. Ze mopperde en huilde veel en sprak vaak negatief over mijn vader en andere mensen. Wij hebben elkaar nooit echt begrepen. Mijn vader deed heel veel leuke dingen met mij als kind. Het was eigenlijk een lieve man, maar het ging steeds slechter met hem. Wat ik als kind niet begreep, kwam ik later achter. Hij kreeg steeds meer last van zijn verleden. Zijn jeugd beschreef hij als slecht en soms kwamen er hersenspinsels van de gereformeerde kerk boven drijven. Het ergste was zijn trauma van de oorlog. Hij had een paar jaar in een werkkamp in Berlijn gezeten en vreselijke dingen meegemaakt. Tot aan zijn dood heeft hij dat niet kunnen verwerken. De spanning en de uitwassen daarvan groeiden. Hij kon niet omgaan met de dingen van het leven en niet goed functioneren op zijn werk. Thuis rook het vaak naar valeriaan, omdat mijn ouders vaak uit dat flesje dronken in hun strijd tegen de zenuwachtigheid.

Alles moest perfect zijn

Ik moest het bezuren. Hoezeer ik ook op mijn tenen liep, om mijn ouders goed gestemd te houden, het hielp niet. Bij de avondmaaltijd stak mijn vader van wal met praten over de oorlog, of zijn werk. Ik sloot me af, luisterde niet en wilde niet gezien worden. Altijd kwam er een aanleiding. Ik keek niet, ik keek niet goed, ik wiebelde met mijn been, of… Dan barstte de bom. Vrijwel dagelijks vloog ik door het huis, kon er niet aan ontkomen dat ik werd geslagen en geschopt. Alles moest ook perfect zijn. Werd ik aan mijn oorlel meegesleept, omdat mijn schoenen niet netjes genoeg naast elkaar stonden. Dan weer aan mijn haren meegesleurd naar mijn kamer. Gooide vader de hele kast leeg, omdat de stapeltjes niet recht genoeg lagen. Mijn moeder stond erbij en keek ernaar. Kwam ze mij later dwingen, om tegen mijn vader te zeggen dat ik spijt had. Waarvan in godsnaam? Hij moest spijt hebben. Mijn weigering resulteerde erin, dat er soms weken lang niet tegen mij werd gesproken. Gekmakend. Mij was ingeprent, dat je nooit, maar dan ook nooit de vuile was buiten mocht hangen. Ik heb niemand iets verteld. Ook niet binnen het AG. Mijn ouders hadden wel gesprekken, maar daar was ik niet bij. Er veranderde uiteraard niets. Er had ingegrepen moeten worden door een professional, maar dat gebeurde uiteraard niet. Mijn ouders hadden ook de mening dat je alleen naar een psych ging, als je gek was. In het AG kreeg ik slechts te horen dat ik niet met gebogen hoofd mocht lopen.

Opgesloten in mijn wereld

Tijdens mijn kinderjaren stak ik weinig bewust op van het AG. Ik droomde de tijd door. Opgesloten in mijn eigen wereldje. Deed stoïcijns wat mij opgedragen werd te doen. Toen ik 9 jaar was deelden mijn ouders mede dat muziek bij de opvoeding hoorde. Mijn moeder stelde viool voor. Waarom weet ik niet, maar ik wilde alleen maar piano. Zo geschiedde. Ik kreeg les van een oom uit de dienst die ook componeerde voor de apostel. Met hem had ik een echte klik.

Onbespreekbaar

Toen de lagere school en de eerste catechisatie periode ten einde kwamen,  begon de wereld al wat te veranderen. Al waren het alleen al de Beatles met hun lange haar en rare muziek. Dat mocht ik thuis beslist niet leuk vinden. Toen de vervolgschool uitgezocht ging worden, kreeg ik pas echt bewust te maken met hoe er thuis en in het AG werd gedacht. Advies gymnasium? Nee, ik was een meisje. Veel te hoog gegrepen. Ik moest aan mijn toekomst denken. Als ik later een man zou krijgen zou die toch iets hoger willen staan dan zijn vrouw. Heb jij het idee, dat je later diergeneeskunde wilt gaan studeren? Bespottelijk. Dat is een mannenberoep. Realiseer jij je dan maar eens, dat je dan dat dunne armpje van jou in een koeienkont moet steken. Mijn piano-oom ging hier met onderbouwde argumenten tegenin. Het bleef onbespreekbaar. Met fikse tegenzin begon ik aan een nieuwe fase.

Liefde, vernieuwing en verandering

Ons gezin was erg gesloten. Er kwam niet veel visite. Alleen familie en soms een apostolisch gezin. Vriendinnen kwamen niet vaak bij mij, omdat mijn ouders zo streng waren. Zelf ging ik ook liever de deur uit, maar kreeg daar lang niet altijd toestemming voor. Inmiddels begon de grote, boze buitenwereld in rap tempo te veranderen. Alles kwam in een stroomversnelling. Ik vond het geweldig wat er gebeurde en leefde er echt van op. Bovendien zat ik in Amsterdam lekker dicht bij het vuur, waar alles gebeurde. Ik genoot van de flower power. Ik voelde me flower power. Alles was liefde, vernieuwing en verandering. Leraren werden Jan, Piet en Klaas in spijkerbroek. We kregen zelfs een lokaal om te roken. De discussiecultuur groeide. Op school werd je gestimuleerd om na te denken over wereldse zaken en moest je leren om een mening te ontwikkelen. Kunst en cultuur stonden op hun kop. Actiegroepen kwamen uit de grond. Er werd gevochten voor de rechten van de vrouw. Solidariteit stond hoog in het vaandel.

Het Maagdenhuis werd bezet. Jan Palach stak zichzelf in brand. De provo’s lieten zich horen en we waren tegen de oorlog in Vietnam. Schoolfeesten werden zwoeler. We konden schuifelen op de muziek van Wally Taks die was uitgenodigd. Op die feesten kwam Ik natuurlijk altijd te laat, omdat ik eerst naar de dienst moest. Drank en drugs deden hun intreden. Meiden in mijn klas gingen aan de pil. Hun vriendjes mochten gewoon bij hun in bed slapen. De vrije seks was op gang. Klasgenoten gingen stappen, hadden een stamkroeg, deden aan sport, leerden dansen bij Jansen, of zaten op showballet bij Penny de Jager. Binnen school deed ik overal enthousiast aan mee. Behalve seks en drugs. Daar was ik iets te apostolisch voor. Alles buiten de school was voor mij niet aan de orde. Steeds vaker moest ik naar het gebouw.

Buitenbeentjes

De werelden van thuis, dienst en school kwamen voor mij wel heel ver uit elkaar te liggen. En als puber ging ik toch meer denken. De reacties op het veranderende tijdsbeeld van het AG en thuis werden gaandeweg grimmiger. Wat buiten gebeurde hoorde echt niet thuis binnen ons AG. Daar waren ze: die idiote kledingvoorschriften. Zouden Slok 1 en mijn ouders er ooit een gedachte aan gewijd hebben dat wij ook naar school moesten? Als we gehoorzaam zouden zijn, werden we buitenbeentjes. Nog veel erger vond ik de uitleg, die bij de voorschriften werd gegeven. Menig keer werd daar op gehamerd. De zusters moesten er rekening mee houden, dat als zij zich niet aan de regels hielden, zij de broeders wel eens in de verleiding konden brengen. Zo, de broeder was bij voorbaat al vrijgepleit, want de zuster zou het wel uitgelokt hebben. En dat, terwijl buiten de muren van het gebouw gedemonstreerd werd voor de vrouwenrechten.

Heeft Slok 1 er ooit bij stil gestaan, dat hele gezinnen uit elkaar werden gerukt, omdat velen altijd in het gebouw, of op pad waren voor het werk? Dat broeders en zusters elkaar vaker zagen, dan hun eigen partners en hun kinderen? Is dat niet vragen om problemen, die er dus ook regelmatig waren?

Een marionettenspel

Mijn gebouw bezoek werd veelvuldiger. Er waren veel activiteiten en dat piano spelen was handig. Kon ik mooi diverse dingen begeleiden. Dat werd uitgebreid met het kleuterfeest en later ook de kerststukken. Soms spelen voordat de dienst begon. Dat deed ik met gierende zenuwen in mijn buik. Zo bang dat ik het niet goed zou doen. In de periode voor de kerst nam het al mijn tijd. Zo veel repetities. Op kerstavond verveelde ik mij een ongeluk. Dat declamatorium vond ik een marionettenspel en de inhoud interesseerde me niet. Eerste kerstdag zat ik de hele dag achter de piano. De anderen speelden toneel, maar ik had altijd dezelfde rol in een ander stuk.

Strikte regels

Thuis werden de regels strikt gehanteerd. Tegenspraak werd niet geduld. Naast de explosies aan de eettafel kwamen er problemen bij. Als ik tegensputterde over die kleding, dan zei mijn vader dat, als ik zo doorging, ik alleen maar geschikt was, om met mijn benen wijd voor het raam te zitten: klop, klop, klop hier ben ik. Eerst snapte ik niet wat hij bedoelde. Toen het tot mij doordrong vond ik het heel pijnlijk. Mijn moeder naaide mijn kleding. Als ik vond, dat het strakker en korter moest, dan siste zij met de spelden tussen haar lippen, dat ik een vuile seksbom was. Betrapte mijn vader mij met los haar, dan was ik een vieze nozem. Was ik het ergens niet mee eens, dan werd ik een idiote provo genoemd. In de dienst vond ik het ook steeds moeilijker worden. Had ik die keurige rok aan, maar ook een beetje make up op, dan werd gevraagd of ik uit het kolenhok kwam. De strenge priester uit mijn kinderjaren was er later ook vaak bij. Kreeg ik een keer de slappe lach, dan werd hij woest. Lachen? Lachen? Lachen is jezelf kietelen en jezelf kietelen is vies. Bah, bah, bah.

In het AG besloot men, om meer in gesprek te gaan met de jongeren tijdens de catechisaties. Kreeg ik na een uitzending op TV de vraag wat ik van het boekenbal vond. Ik antwoordde dat ik mij wel aangetrokken voelde tot het literaire wereldje. Helemaal fout. Preek. Dan de vraag wat ik vond van de extreme acties die buiten werden gevoerd. Ik zei dat het extreme nodig was om tot een gemiddelde te komen. Vond ik zo slim opgemerkt van mezelf. Weer fout. Preek. En zo ging dat maar door. Van binnen raakte ik in de knoei. Al dat gepraat over liefde, dienstbaarheid, vergevingsgezindheid en vooral het zielsveel houden van je apostel. Ik hield van een priester, die wel een open geest had en een gesprek met je aanging. Er waren lieve broeders en zusters. Die apostel was eigenlijk een vreemde mijnheer. Heel af en toe hield hij bij ons een dienst. Dat duurde vreselijk lang en het ging er zeker niet altijd zoetsappig aan toe. En die rituelen, dat mensen werden aangesproken, omdat ze een scheve schaats hadden gereden, of zo. En de aanwijzing van een nieuwe dienende broeder, of priester. Ik voelde die liefde niet, maar zweeg. Anderen hielden immers wel van hun innig geliefde apostel. Het zou wel aan mij liggen. Ik deed niet goed genoeg mijn best.

Ongeschikt voor het werk gods

Thuis zat ik zo veel mogelijk in mijn eigen kamer. Samen met mijn twee vrienden. Mijn kat en de piano, die een uitlaatklep was geworden. Zogenaamd om huiswerk te maken wat ik niet deed. Ik schreef stukjes om mijn gedachten te ordenen. Maar ik kwam er niet uit. Dingen als een zelfbeeld, eigenwaarde, formuleren wat je wilt, het was er niet. Ik voelde mij geen goed mens, dacht dat ik niets kon en de moeite niet waard was. Een gevoel dat ik niets goed deed; zelfs niet goed genoeg. Thuis werd er veel op mij gevit en in de dienst kregen wij meer en meer te verstaan dat wij als jeugd niet geschikt waren voor het werk Gods. Niet in staat om de fakkel over te nemen. De diensten werden heftiger. De ouders werd verweten dat ze hun kinderen niet goed hadden opgevoed en ze niet in de hand hielden. Het werd een trend om dergelijke donderdiensten almaar te herhalen. Waar stond ik eigenlijk nog? En hoe onthutst was menig ouder?

Keurig apostolisch

Na de middelbare school wilden mijn ouders mij naar Schoevers sturen. Secretaresse was de ultieme baan voor een meisje. Mij werd niets gevraagd. Ik weigerde, gooide mijn kop in de wind. Mijn boze ouders zeiden dat ik dan maar moest gaan werken. Prima. Vanaf dat moment voorzag ik in mijn eigen onderhoud. Ik kwam bij een reclamebureau op de afdeling boekhouding terecht. Vreselijk. Ze hadden al snel door, dat ik daar niet op mijn plaats zat. Dus mocht ik tekstjes schrijven voor de copywriters, letters zetten voor de tekenaars en stond ik, tot grote ergernis van mijn moeder, regelmatig model voor de fotografen. Best interessant en het leek even leuk. Toch begon het snel te knagen. Ik wilde iets anders doen en koos ervoor om muziek te gaan studeren. Best lastig, want ik moest werk en studie gaan combineren. Bij het muziek wereldje kwam ik makkelijk binnen. In de loop van de tijd had ik aan meerdere wedstrijden en concoursen mee gedaan. Ze kenden mij dus al. Dat had ik mij nooit gerealiseerd, maar die evenementen waren spotplekken voor nieuw talent. Eindelijk had ik iets om naar uit te kijken.
Voor de dienst moest ik naar Amsterdam 8 om kennis te nemen van de muziek voor het nieuwe kerststuk. Er kwamen twee jongens op mij af. De ene een beetje een hark, de andere gooide meteen zijn charmes erin. Ik liep weg zonder zelfs maar te vragen wie zij waren. Tot een paar weken later. De charmeur had mij opgespoord en vroeg mij mee uit. Ach, waarom niet. Dus had ik een nieuw vriendje. Keurig apostolisch.

De strijd in mezelf

Inmiddels werd het 1971. Het jaar waarin mijn hele leven op zijn kop kwam te staan. Ik werd klaargestoomd voor de confirmatie. Na enige twijfel besloot ik toch ja te zeggen. Die dienst was een gigantisch drama. De ergste dienst die ik ooit had meegemaakt. De apostel ging ontzettend tekeer over de jeugd die niet deugde, en de verkeerde opvoeding van de ouders. De inhoud was anders, maar het klonk en zag eruit als een nazipreek. Woedend verliet de apostel de zaal. Gelijk sprong er een jongen op die volledig in paniek de apostel naschreeuwde om ons niet in de steek te laten. Een hele groep jongeren rende al schreeuwend en jankend achter hun Godsman aan. Pure hysterie. Ik niet. Ik zat doodstil en geluidloos ambivalent te zijn. Het liefst ging ik weg, maar iets hield mij tegen. Ik kon niet, ik durfde niet. Slok 1 kwam terug en ging toch confirmeren. Mijn enige herinnering daaraan is, dat ik langs hem ben gelopen. De rest ontging me, omdat ik het te druk had met de strijd in mezelf. Die apostel was danig in mijn achting gedaald. Hoe kon hij zo tekeer gaan, terwijl hij niet eens wist wie ik was, hij mijn ouders niet kende en niet op de hoogte was van mijn opvoeding? Een kwaad geweten had ik wel. Al die strengheid had van mij een stiekem mens gemaakt. Jaren hebben er geheime kleren en make up in mijn tas gezeten en hadden mijn haren los gehangen. Ik had genoten van wat er in de buitenwereld gebeurde en was op school geen buitenbeentje geweest.

Ups en downs

Mijn verkering liep niet echt stabiel. Van tijd tot tijd was er wel iets. Hij kwam afspraken niet na, stond dronken op de stoep, of leende geld zonder het terug te geven. Regelmatig schreef hij hele lange, vreemde brieven, waarin hij mij telkens een andere naam gaf. Bij zijn familie voelde ik mij niet op mijn gemak en niet geaccepteerd. Maar zijn familie stond wel in heel hoog aanzien bij het AG, omdat zijn moeder voor de apostel naar Nederland was gekomen. (?) Een succes verhaal, wat Slok 1 her en der trots vertelde. Door mijn vriend werd mij steeds aangewreven, dat ik niet genoeg ‘standing’ had en niet ‘polite’ was. Mijn ouders waren niet van goede komaf, zoals zijn moeder dat wel was. (?) Zijn oudste zuster ventileerde regelmatig ‘I prefere the red head’, waarmee ze doelde op een andere vrouw, die ze liever bij haar broer zag. Met ups en downs rommelde het door. Er kwam een weekend dat mijn vriend en ik gingen logeren bij de ouders van een vriend van hem. Een huisje op het strand bij Egmond. Die vriend was er ook met zijn vriendin. Allemaal apostolisch, dus goed. Het toilet was achter het huisje. Toen ik naar buiten liep, zat mijn vriend daar met een buks en kogeltjes. Hij richtte op de kontjes van vogels, wat soms nog lukte ook. Dat werd ruzie. Zoiets flik je niet, vond ik. Hij lachte alleen maar. Toen ik kwaad wegliep, schoot hij zo’n kogeltje tegen mijn kont, met een grote blauwe plek tot gevolg. ‘s Avonds ging de zee lichten. Dat verschijnsel had ik nooit eerder gezien. Prachtig. Ik ging in de branding lopen en mijn vriend kwam achter mij aan. Bij een houten hutje op palen langs de vloedlijn ging ik op de trap zitten om te genieten van die bijzondere zee. Opeens trok hij mij die hut in en probeerde mij met kracht tot seks te dwingen. Ik heb letterlijk gevochten. Ik? Ja, ik, die nog nooit iemand met een vinger had aangeraakt. Gelukkig lukte het mij om de benen te nemen. Met de verkering was het over en uit.

Een verloren gevecht

Mijn leven bestond weer uit thuis, werk, dienst en net begonnen aan de studie. Mijn charmeur liet het er niet bij zitten. Hij bleef volhouden met spijt, tranen, vergeving, nieuwe kans, bloemen en zoveel respect dat ik hem tegen had gehouden. Helaas lieten mijn apostolische hersenen het er ook niet bij zitten. Het rommelde in mijn hoofd. Iedereen maakt fouten, heeft recht op een nieuwe kans, ik moest vergeven, want het was niet zo bedoeld. Af en toe gingen we weer op stap. Ik had een baantje in de buurt van zijn ouderlijk huis. Op een dag belde hij mij op mijn werk. De hele familie zou ‘s avonds komen eten en zijn moeder zou het fijn vinden, als ik ook kwam. Ik voelde mij vereerd, wand zo geliefd voelde ik mij niet. Ik zag het als een handreiking van zijn moeder. Een stap naar acceptatie. Toen ik daar aankwam was hij alleen. De anderen waren nog onderweg vanaf hun werk. Een plausibel verhaal, maar het bleek een gore leugen. Hij greep mij opnieuw, maar dit keer verloor ik het gevecht. Verkracht. Ik was in shock. Als mijn geheugen klopt, heb ik niets gezegd. Hij grijnsde en vroeg of ik wel besefte wat hij met me had gedaan en de mededeling, dat als hij dat wilde, hij elke vrouw tussen de klamme lappen kon krijgen. Ik vertrok en bleef de hele avond en halve nacht door Amsterdam fietsen. Wat moest ik doen, wat moest ik zeggen en tegen wie? Had ik het kunnen voorkomen? Had ik aanleiding gegeven? Het duizelde mij. Ik kwam er niet uit. Uiteindelijk besloot ik voor het meest simpele te kiezen. Niets zeggen, tegen niemand. Gewoon ruzie gehad en de verkering uit gemaakt.

Opnieuw beginnen

Het leven ging verder. Ik had geen regelmatige cyclus, dus viel mij niets op. Mijn moeder merkte, dat de menstruatie wel erg lang weg bleef. Of er iets was gebeurd. Het bloed trok uit mijn hoofd. Bibberend naar de dokter. Zwanger. Mijn ouders woest, want seks voor het huwelijk was een doodzonde. Ik durfde niet te zeggen hoe het was gekomen. Had zo vaak moeten horen dat de vrouw de schuldige was als de man in de verleiding kwam. Mannen waren nu eenmaal jagers. Ik moest de verwekker inlichten en de bal ging rollen. Mijn moeder en mijn ‘vriend’ begonnen gelijk over abortus. Illegaal in die tijd. Het AG werd ingeschakeld. De gesprekken die volgden werden gevoerd door de oudste en een paar priesters. Heren, die ik eigenlijk niet kende. Vreemd genoeg waren daarbij mijn ouders, zijn moeder en ik aanwezig, maar de verwekker nooit. De oudste kende hem door en door, dus daar zal hij wel een reden voor gehad hebben. Ik maakte de keus om alleenstaande moeder te worden. Maar dat ging niet zomaar. Schande. Uren, dagen hebben de oudste en consorten op mij ingepraat. Daar stond ik. Net 19 jaar. In de war, ontredderd en zwanger. Tot ik brak.

Mijn apostolische hersens hadden opnieuw hun huiswerk gedaan. Ongelooflijk, maar opnieuw trapte ik erin. Met HEM zou alles goed komen. Natuurlijk, moest kunnen. Alles, wat ik ertegenin had gebracht werd glad gestreken. Hij kwam immers uit dat piekfijne gezin. Gewoon alles vergeven en opnieuw beginnen. Zijn moeder betaalde zijn schuld af en niets stond een huwelijk meer in de weg.
In hoog tempo werd een trouwerij geregeld. We hadden geen huis, geen geld en geen spullen. Tot we een huis hadden zouden wij inwonen bij mijn ouders. Hij studeerde. Ik ook, maar moest daarnaast voor de inkomsten zorgen. Voor ons huwelijk kregen wij geld om aan een uitzet te besteden. Best veel vond ik toen, maar ik had daar niets over te vertellen. Financiën waren de verantwoordelijkheid van de man vond hij. Na een dag ging het al mis. Van dat geld huurde hij een rode Ford Capri en ging er mee racen. Met zijn zwagers. Ik vond het krankzinnig, maar de zwagers vonden het prachtig. De rest van het geld joeg hij er in hoog tempo doorheen. Toen mijn ouders dit ontdekten, brak de hel los. Het zou nooit meer goed komen.

Een godsgeschenk

Mijn vader en ik gingen altijd vroeg de deur uit. Moeder was huisvrouw en bleef thuis. Ik wist niet beter, of mijn man ging naar de VU, maar hij ging helemaal niet. Hij bleef een groot deel van de dag in bed en als hij eruit kwam, nam hij koffie met een scheut drank. De ruzies met mijn moeder waren dan ook niet van de lucht. Als ik thuis kwam kreeg ik dat allemaal over mij heen. Mijn vader sprak hem regelmatig stevig toe, maar het hielp geen klap. Meerdere keren werd de herder ingeschakeld, maar die deed niets. Mijn ouders kregen de mededeling dat ze zich nergens mee moesten bemoeien. Ik ging onverdroten voort. Suste mezelf in slaap dat het wel goed kwam als we een eigen huis hadden. En hij zou wel veranderen, als het kindje er eenmaal was. Onverwacht viel er aan het eind van dit rampjaar een godsgeschenk uit de lucht. Niet van de apostel, maar van de directeur van de muziekschool. Opnieuw had ik profijt van mijn eerdere openbare optredens. Hij kende mij en wist dat ik studeerde. Hij bood een baan als docente piano aan. Mooier kon niet. Dat werk kon ik zelf inroosteren en dus prima combineren met de studie. Ik zou de lessen thuis mogen geven. Nog mooier met een kindje op komst.

De thuissituatie verergerde alleen maar. Regelmatig ging ik naar het spreekuur van de herder. Deed mijn verhaal, maar daar bleef het bij. Soms ging mijn man een tijdje naar de VU, maar viel altijd weer terug in zijn oude gedrag. Het AG greep alleen in toen hij een huis had gekraakt en spullen van mij, die bij mijn grootouders stonden, had weggehaald om daar neer te zetten. Niet alleen mijn ouders, maar ook mijn opa ging helemaal uit zijn dak. Mijn opa? Die keurige priester? Dat had ik nog nooit meegemaakt. In de laatste maand voor de bevalling kregen we een huis. Dat moest helemaal opgeknapt worden. Mijn ouders en zijn familie gingen aan de slag. Ik kluste mee als ik even vrij was. Hij deed niets vanwege zijn twee linkerhanden. De twee families lagen elkaar totaal niet, dus ook dat was weer een gezellige aangelegenheid.

Naamloos

Toen ik op een avond de repetitie van het meisjeskoor begeleidde, voelde ik dat de bevalling onderweg was. ‘s Nachts moest ik naar het ziekenhuis. Ik mocht van mijn man mijn vader niet wekken om ons met de auto te brengen. Dus lopen naar een taxistandplaats. Door al die vreselijke spanningen en het vele werken tot op het laatste moment, was ik behoorlijk uitgeput. Daarom vonden ze het in het ziekenhuis niet verantwoord dat ik ging bevallen. Om reden van de verzekering mocht ik niet te lang in het ziekenhuis blijven dus of er iemand in de buurt van het ziekenhuis woonde waar ik kon rusten. Er woonde een priester met zijn gezin vlak naast het ziekenhuis. Ik kreeg medicatie en een slaapmiddel en ging bij die priester naar bed. Toen ik wakker werd moest ik met spoed naar het ziekenhuis. De zoon des huizes wilde mij met de auto brengen, maar nee, mijn man verordineerde opnieuw dat ik moest lopen. Waarom greep die priester niet in? Ik was amper de straat over gestoken, of ik hing over de brugleuning met een zware wee. Er stopte een vreemde mijnheer, zette mij in de auto en reed mij naar de ingang van het ziekenhuis. Daar ging alles in een stroomversnelling. In amper een kwartier was het kindje geboren en ik lag open van voor tot achter. Ik zag mijn man met afschuw naar dat kindje kijken. Het was een meisje. Hij wilde alleen maar een jongen en het bespreken van een meisjesnaam was niet aan de orde geweest. Hij liep weg. Omdat ze nog even met mij aan de slag moesten, werd de baby opzij gelegd. De hele tijd keek ik naar haar. Ze was lief, mooi, maar naamloos. Wat voelde ik mij verdrietig.

De volgende dag kwamen de families. Zijn familie verdrong zich voor het raam om naar het kindje te kijken. Mijn ouders gingen weer tekeer, omdat ik als een dief in de nacht was vertrokken, wat natuurlijk ook heel raar was. Later op de dag kwam mijn man terug met de zwagers. Mijn man had het plan opgevat dat wij alle vier een meisjesnaam moesten noemen. Alweer zoiets krankzinnigs, maar de zwagers vonden het leuk. Het arme kind kreeg vier voornamen. Verder de mededeling dat mijn man de volgende dag niet kwam. Hij kon toch de Grand Prix op Zandvoort niet missen? Nee, zeiden de twee zwagers. Gun hem dat nou maar. Ik vond alles raar, maar blijkbaar was ik de enige. Ik was uitgeput en kreeg toen iedereen weg was een huilbui. Ze hebben me platgespoten en ik mocht een week lang niet naar huis.

Een lieve herder

Op zaterdag ging ik naar mijn eigen huis, wat nog lang niet af was. Zondag dwong mijn man mij, om naar de dienst te lopen. Veel te ver voor mij op dat moment, een net geboren baby afgeven en met mijn zere onderstel op de houten bank zitten. Onderweg wilde hij steeds dat wij in gebed gingen. Wat was dat nou weer voor iets idioots? Daarna werden we overgeplaatst naar een ander gebouw. Tot mijn grote vreugde trof ik daar de lieve herder weer aan uit mijn kleutertijd. Echt een goede vent. Ik kon bij hem terecht. Hij nam mij serieus en sprak veel met mijn man in de hoop de problemen op te lossen. Het was van korte duur. De herder werd ziek en overleed. Een poosje later kwam de apostel die een nieuwe voorganger naar voren haalde met de woorden: ‘Daar ben je weer.’ Hij bedoelde daarmee dat het zijn broer was die hem opvolgde. Nou, die broers leken helemaal niet op elkaar. Uiterlijk niet en als mens al helemaal niet. Die broer was de strenge priester met rare uitspraken waar ik tijdens mijn jeugd zo vaak tegenaan was gelopen. Na die dienst was ik niet blij en al helemaal niet dankbaar.

Priesterbezoek

De jaren, die volgden waren een opeenstapeling van periodes die elkaar opvolgden en zich weer herhaalden. Hij bleef in bed en deed niets. Verwaarloosde zichzelf en was vies. Wat ik ook deed, het hielp niet. Dan kon ik een mep krijgen, of huisraad naar mijn kop. Het AG verweet mij, dat ik te slap en te zwak was om mijn man in het gareel te houden. Hij verpestte zijn studie en als hij een baantje had, was dat van korte duur. Dan veranderde dit en ging hij vaak op pad. Liefst tot diep in de nacht. Geen idee wat hij deed. Het enige wat ik kon ontdekken, was illegaal gokken en andere vrouwen versieren. Dan kregen we weer priester bezoek. Mijn broek zakte af van wat die priester zei. Ik moest er rekening mee houden, dat mannen buiten nu eenmaal wel eens honger kregen. Dan moest ik ervoor zorgen, dat ik klaar zat voor mijn man, als hij thuiskwam. Was die oude priester dement of zo? Andere momenten moest ik recht tegenover hem komen zitten, hem recht aankijken en niets zeggen. Meestal begon hij met de mededeling dat hij wist, dat hij een genie was, maar niet wist waarin. Dan begon er een verhandeling, waar ik binnen een minuut al niet meer wist, waar het over ging. Ik zocht het bij mezelf. Ik dacht dat ik niet slim genoeg was om hem te kunnen begrijpen. Dagenlang zat hij aan tafel en produceerde voor mij onbegrijpelijke formules. Over hoe je een roulettetafel kon beïnvloeden. Of hoe je de Nederlandse bank kon overvallen. Dat soort gekkigheid.

Fouten vergeven

Het sloeg om in paranoïde gedrag. Mocht ik de telefoon niet meer oppakken, want daar zouden ernstige bedreigingen doorheen komen. Of hij sprong op straat bij elk portiek opzij en ging in de vechthouding staan. Ik schaamde me kapot. Hij had er allerlei verklaringen voor, maar ik begreep er niets van, hoe gewoon het ook leek te klinken.
Er waren huildagen waarin hij zichzelf een slecht mens noemde. Hoe vaak ik ook het AG inschakelde, of de apostel schreef, ik schoot er niets mee op. Ze kwamen niet verder dan mij vertellen, dat ik hem zijn fouten moest vergeven.
Financieel was het een drama. Herhaaldelijk werd de telefoon afgesloten, of nog erger, gas en licht. Moest ik naar andere mensen om mijn kindje te wassen, het eten op te warmen en de luiers te wassen. Waar het geld dan weer wel vandaan kwam weet ik niet. Heel vaak zat zijn moeder zachtjes met hem in het Engels te smoezen. Mocht ik niet horen. Ik heb het donkerbruine vermoeden, dat zij heel veel glad heeft gestreken. Hij gooide het geld over de balk. Kwam hij enthousiast thuis met een verrassing. Had hij zomaar een auto gekocht. Ik was woest, maar kreeg zijn moeder op mijn dak. Haar zoon had toch echt een auto nodig. Waarom? Waarvoor? Steeds van dit soort rariteiten dus. Door zijn zeer roekeloze rijgedrag was de auto van korte duur. Hij vloog over de kop en de auto was total loss.

De wind van voren

Ik bleef werken en studeren. Vaak stiekem ‘s nachts, omdat hij het niet kon verdragen, smeet hij drank over mijn boek, of gooide iets naar mijn hoofd. Vlak voor een praktijkexamen stompte hij opeens keihard op mijn rug met de mededeling dat ik blij moest zijn dat hij een spier had geraakt en geen bot. Daardoor moest ik wel mijn examen uitstellen. Toen ik voor een examen slaagde dwong hij mij om dit te melden bij de herder. Kreeg ik toch de wind van voren. Het was niet nodig dat een vrouw studeerde. Mijn taak was, om er voor te zorgen, dat er gestreken witte overhemden in de kast lagen, zodat mijn man ten alle tijden ingezet kon worden voor het werk. Die herder bekritiseerde mij ook regelmatig vanaf de verhoging. Was mijn haardracht niet goed, had ik de verkeerde laarzen aan, of nagellak op. Zo kon ik toch echt niet achter een kinderwagen lopen. Als ik weg was, paste mijn man op ons kindje. Althans, dat dacht ik. Niet dus. Kwam ik thuis, lag hij nog in bed en had ze geen eten en geen schone luier gehad. Hij ging ook gewoon weg en liet haar alleen, of dropte haar ergens, omdat hij opeens andere plannen had. Voortaan nam ik mijn kindje mee. Ging prima.

Een vrijbrief

Solfège en samenspel oefenden wij met een groepje bij mij thuis. Kwam mijn schoonmoeder mij vertellen, dat als ik jongens over de vloer haalde, ik haar zoon een vrijbrief gaf om met dames op stap te gaan. Zo langzamerhand kreeg ik het gevoel, dat de leiders van het AG, als ook de loslopende apostolen knettergek waren.

Niemand geloofde mij

Na een aantal jaren zag ik er geen gat meer in. Daar waren de oudste en consorten weer. Mijn man toonde groot berouw en plengde vele tranen. Ik voelde mij dood vanbinnen. Ik moest weer eens vergeven, maar dat kon ik niet meer. Dat met HEM alles goed kwam was een sprookje. Hij deed gek en ik kwam in een raar daglicht te staan. Mijn ouders hadden het ook hogerop gezocht en waren in gesprek geweest met die oudste. Daar kwam een aap uit de mouw. Dat ooit zo aangedrongen werd op dat huwelijk, was omdat ze dachten, dat ik hem op het rechte spoor kon houden. Voor ik hem kende, was hij al een probleem, waar menig apostool zich mee bemoeide. Hun dochter was dus doodleuk gebruikt, zoals zij dit voelden. Ze hebben gelijk het AG verlaten.
Ik zag het nog een poosje aan, maar het werd steeds gekker. Inmiddels kreeg hij aanvallen, dat hij door het huis ging springen, waarbij hij hard aan zijn haren trok, op zijn kop stompte en op de muren en brulde als een leeuw. Niemand kon, of wilde mij nog geloven. Of men had er geen antwoord op. Wie zal het zeggen.

De knop om

Opeens ging bij mij de knop om. Ik moest mijn kindje naar de peuterklas brengen. Toen ik de deur achter mij dichttrok, besloot ik om nooit meer terug te komen. En het AG kon me ook gestolen worden. Die apostel heeft mij nooit geholpen en zijn volgelingen hadden mij volkomen in de kou laten staan. Sterker nog, het bestraffende vingertje werd steeds op mij gericht. Ik was aan het eind van mijn latijn.

Een lange strijd

Het was geen slimme zet. Beter had ik het voor kunnen bereiden. Ik kon gelijk onderdak krijgen bij de juf van de peuterklas, die al jaren les van mij kreeg. Bij haar stond het achterhuis leeg. Gelijk zette ik de scheiding in gang, nam meer lesuren aan, verplaatste de lessen tijdelijk naar de muziekschool en vroeg een urgentieverklaring aan. Barre jaren zouden volgen. Inmiddels is stalking wel een bekend fenomeen. Voor mij een leven vol angst. Het AG zat me ook behoorlijk dwars. Niet alleen ik zou in de goot terecht komen, ik trok mijn kindje daarin mee. Het werd een lange strijd. Zag dan niemand dat ik zo’n klein kindje niet kon toevertrouwen aan een man, die zo onberekenbaar en onverantwoordelijk was? Uiteindelijk bracht het maatschappelijk werk een negatief rapport over mijn ex uit. Gelukkig, einde kinderrechter.

Van God los

Het stalken ging nog een tijdje door, maar ik zette mijn schouders eronder. Ik maakte mij van God los en eerlijk gezegd leefde ik ook een beetje van God los. Ik was nog zo jong en had een hoop in te halen. Na een paar jaar had ik het voor elkaar. Een huis en een nieuwe vleugel gekocht, een auto voor de deur, een goede baan en een paar keer per jaar op vakantie. Met mijn verleden had ik volledig afgerekend, dacht ik.

Cirkel doorbroken

Er kwam een nieuwe man in mijn leven. Die ontpopte zich al snel als een zware, agressieve alcoholist met de nodige gedragsafwijkingen. De ellende begon opnieuw. En ik viel als vanzelf zo weer terug in mijn oude gedrag. Ik heb hem het huis uit gezet en ben naar de hulpverlening gestapt. De psychiater gaf mij medicijnen en de diagnose matige depressie en PTSS reeds meegenomen vanuit de jeugd. De psycholoog betrapte mij op dissociatie. Na jaren snotteren, nare gevoelens en enge gedachtes kwam ik er bovenop. Eindelijk kon ik een normaler leven gaan leiden. Over die alcoholist schreef ik een boekje, maar daarbij liet ik mijn achtergrond achterwege. Dat is jammer. Het één staat niet los van het ander en gaat door, als je de cirkel niet doorbreekt. Het boek Apostelkind gaf het laatste zetje om de verbanden onder ogen te zien. Er zullen zeker valkuilen blijven, maar als je je er bewust van bent, kan het een hoop vergissingen voorkomen.

Loes Huijssoon

36 reacties op “11: Verhaal van Apostelkind Loes

  1. Ik ben hier echt helemaal stil van. Wat een verschrikkelijk verhaal. Gewoon niet te begrijpen hoe je bent behandeld door het Apgen. Ik vind dit zo erg dat ik gewoon niet op woorden kan komen. Maar wat ben je een sterke vrouw dat je dit te boven bent gekomen!

  2. Wat dapper, Loes. En tranen. Zo veel leed, zo veel herkenning helaas ook. Waar is er toch met ons aangerotzooid. En dan dat bizarre beeld dat vanuit het Apgen werd opgehouden over de ongebreidelde lust van mannen en de plicht van vrouwen. Kippenvel en misselijk. Respect voor hoe jij je erdoor hebt geslagen!

  3. Mensenlief wat een geschiedenis. Heel veel respect voor je uithoudings- / doorzettingsvermogen. Je maakt goed duidelijk dat het ApGen een ongelooflijk amateuristisch zootje was (en wat mij betreft nog is). Moedig dat je dit deelt. Dank daarvoor. En heel veel sterkte ??

  4. Stil, verdrietig, zelfs een vlaag van misselijkheid gaat er nu door me heen.
    Weer zo’n heftig verhaal.
    Duidelijk is dat het Genootschap een amateuristische club was, waar alles met de zogenaamde mantel der liefde werd bedekt.
    Zoveel respect voor degenen die hun verhaal nu naar buiten brengen.
    ❤?❤

  5. Ik kan geen woorden vinden voor wat er in die jaren allemaal aan ellende is veroorzaakt! Het is te erg! Zo moedig van je dat je dit nu zo mooi onder woorden brengt! Chapeau!

  6. Jeetje Loes, wat erg allemaal, ik ben er helemaal stil van.
    Wat super dat je door het boek van Renske nog meer duidelijkheid hebt gekregen dat jij het goed zag. Maar zo triest dat jij hier zo het slachtoffer van bent geworden! Respect voor jou en heel veel sterkte en liefs ?

  7. Lieve Loes wat een verhaal. Ben er gewoon verdrietig van. Zo heftig. Wat knap en dapper X at je het zo hebt weten te verwoorden. Je bent een mooi mens, dat heb ik de laatste maanden wel gezien. ❤️

    1. Dank je wel. Hoop, dat het anderen ook kan stimuleren, om de angst te overwinnen en de excessen binnen het AG naar buiten te brengen.

  8. Wat een heftig verhaal, Loes. Wat een proces om dat allemaal op te durven schrijven en hier neer te zetten! Dapper. Ja, die confirmatiedienst van jou daar was ik ook bij aan de zijlijn, dat hadden we al eerder uitgewisseld. We hebben er een zelfde nare herinnering aan. Super dat het nu goed met je gaat!

    1. Ja, wat waren wij gehersenspoeld. Kan me nu bijna niet meer voorstellen, dat we het ondergingen en de uitweg niet wisten te vinden. Hoop, dat meer mensen hun angst durven te overwinnen en naar buiten treden met hun verhaal.

  9. Met spoed heb ik hier een link laten verwijderen. Iedereen mag zeggen en vinden, wat hij wil, maar ik vind het zeer ongepast, als er namen boven tafel komen. Ik wil iedereen en dus ook met name degene, die de link had geplaatst verzoeken, om dit voortaan achterwegen te laten.

  10. Wat mooi verwoord Loes, ongelofelijk en onaanvaardbaar dat dit kon gebeuren. Gelukkig gaat het nu goed met je! Maar…….. vergeten doe je nooit!

    1. Dank voor je reactie. Het was te bar. Maar ook sneu voor de andere partij. Door het verbod, om psych hulp in te schakelen, kon veel uit de hand lopen. Hoe veel beter zou het leven van mijn vader en mijn ex zijn geweest, als ze wel de juiste, professionele hulp op tijd hadden gekregen.

  11. Het zou ook zomaar het verhaal van iemand bij de Jehova Getuigen , Pinkstergemeente of van een strenge Gereformeerde kerk kunnen zijn .
    Al die rare sektes, die mensen – vooral vrouwen – tot slaven maken. Ik walg ervan.
    Je hebt je ontwikkeld tot een mooi, kleurrijk mens.

  12. Hi Loes, hier een reactie van een fossiel uit een grijs verleden. Het is een indrukwekkend en bijzonder pijnlijk verhaal. Ik kende al deels het verhaal van je 1e relatie uit jouw eigen mond. Alleen niet zo zeer de negatieve rol van het Apgen daarin. Het is confronterend te lezen hoe zeer je door sociale druk gedwongen werd tot keuzes die ten koste gingen van je geluk en dat zo over jouw gevoelens heen gewalst werd.
    Alles ten behoeve van de lieve vrede, wellicht vanuit de beste bedoelingen, maar het was ook ontkennen en bagatelliseren vanwege de schone schijn. Een kenmerk van veel religieuze bewegingen. Omdat men het gedachtegoed natuurlijk als een succesformule voor een gelukkig en harmonisch leven wil zien en daar passen negatieve gedragingen van mensen die daar aanzien in genieten nu eenmaal niet in.
    Ik was erbij maar zag het niet in die mate. Wilde het onbewust misschien ook wel niet, een soort cognitieve dissonantie. Maar ook, omdat ik nu eenmaal veel positieve ervaringen, die mijn geluk verhoogden, aan de andere kant op de balans had liggen.
    Maar verwijt mezelf wel niet genoeg ballen gehad te hebben, om daar waar ik dingen onzin vond of ronduit slecht, om dat meer te benoemen en de confrontatie te zoeken dan ik gedaan heb. Zoals tav de 24/7 beschikbaarheid. Met name de hierarchische en ego bevestigende fijn-apostolische cultuur die er heerste, is iets waar ik zelf mee botste. Ook omdat het lijnrecht staat tegenover het ego-loze beginsel of iig het daarnaar streven van de grondlegger van het gedachtegoed. Helaas, vrijwel elke filosofie cq religie welk een organisatie of instituut wordt is onderhevig aan dit soort ” meer of minder” voelen dan de ander . Oosterse filosofieen als het boedhisme en taoisme wel beduidend minder. Ik kom na 12 jaar weer regelmatig in de dienst en het is nu wel beduidend anders, vrijer, opener, egalitair en ontdaan van beklemming en meer gericht op daadwerkelijke acceptatie van de ander zoals die is. Afentoe wat naief en doorschietend in het positieve mensbeeld mi. Maar, a la, beter gericht op de kern van de boodschap dan dat het was. Dat is 15 a 20 jaar geleden ingezet. Zoveel jaar te laat helaas. 30 jaar na jouw korte rok en mijn lange haren( toen nog wel 🙁 ), afwijzing/crisis. Men moest ook wel, gelet op de andere tijdgeest. Ik zit daar nu, ik hoef niets, ik moet niets en doe alleen waar ik zelf gemotiveerd voor ben en haal eruit en stop erin waar ik zelf gelukkig van wordt. Nog even over jou, dat je 2e relatie ook dramatisch uitpakte wist ik niet. Ik vond het een aardige kerel, als ik de goede voor ogen heb tenminste. Maar dat is geen garantie voor goed gedrag, weet ik maar al te goed. Ok Loes, ik hoop dat het goed gaat met je en dat de afgelopen decennia voor jou en je lieve dochter, (ik zie haar, je pa en je opa nog zo voor me) wel gelukkig zijn geweest en dat dit in de toekomst crescendo(heb ik van jou geleerd 😉 ) mag gaan. Bedankt voor je openhartigheid, het ga je meer dan goed. Martin Huissoon

  13. Hallo Loes,
    Even voorstellen.
    Ik ben Henk Luiten. Ik heb van jouw pianoles gehad toen ik een jaar of 22 was. Jij was toen 24 jaren jong en je dochter was meen ik 4 jaar.
    Ik heb indertijd wel flarden van je levensverhaal meegekregen maar nooit beseft hoe veel ellende je op die leeftijd al had meegemaakt. Het gedrag van je ex en de reactie van de AG.
    Ik ben diep onder de indruk hoe je dit allemaal hebt kunnen verwoorden en ik hoop dat je je geluk en vrijheid thans hebt gevonden.

  14. Dag Loes,

    We speelden af en toe met elkaar. En ooit kreeg ik van jou en je moeder een vaas met een hyacint voor mijn verjaardag. De vaas staat nu nog op de kast. Niet omdat ik hem mooi vind, maar vanwege de herinnering. Ik woonde in het benedenhuis, terwijl jij op twee hoog woonde.

    Mijn herinneringen uit die tijd over jou en je familie stroken volstrekt niet met wat jij beschrijft. Ik was zelfs jaloers op wie je was en wat je kon.
    Ik vind het stuitend en pijnlijk om te lezen wat jij hebt meegemaakt, Loes.
    En dat ik zó dichtbij, zo ver van je afstond. Het spijt me oprecht dat ik niets heb gezien of voor je heb kunnen doen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *