De auteur is bekend bij de redactie.
Ik voelde mijn wereld behoorlijk door elkaar geschud met het uitkomen van het boek Apostelkind. Er zijn in mijn jeugd ernstige dingen gebeurd. Er stonden nog vragen open. Er vielen veel kwartjes.
Ontheemd
Ik ben apostolisch geboren. Mijn ouders waren apostolisch en de opa’s en oma’s ook. Toen ik zes was, werd ons gezin uit elkaar gescheurd. Van de tijd daarvoor herinner ik me niet veel. Mijn vader woonde in bij mijn opa en oma, Mijn broertje was ondergebracht in een apostolisch gezin en ik zat in een kinderpsychiatrische inrichting. Het hoe en waarom is tot op heden niet duidelijk. Ik herinner me wel dat ik in die tijd met mijn vader op audiëntie bij de Apostel ben geweest.
In de inrichting zaten kinderen met gedragsproblemen en kinderen met aangeboren hersenletsel. Ik vond mezelf heel normaal en ik had sterk het gevoel dat ik daar niet thuishoorde. In tegenstelling tot de andere kinderen ging ik gewoon naar school. Ik kreeg ook geen therapie maar werd wel neurologisch onderzocht in het ziekenhuis. Ik kreeg ook geen bezoek in tegenstelling tot de andere kinderen maar werd wel gehaald voor de dienst op zondag.
Mijn moeder overleed. Alleen in een ziekenhuis. Bij thuiskomst uit de inrichting na anderhalf jaar werd er niet meer over mijn moeder gesproken en waren alle herinneringen aan haar weg. Zusters hadden het huis schoongemaakt. Wij hadden een nieuwe apostolische moeder gekregen en het apostolische leven ging weer door.
Apostolische invloeden
In mijn leven zijn er aanwijsbaar nare omstandigheden geweest waar ik mijn latere problemen aan kan relateren. Ik heb altijd gedacht dat die mijn latere problemen hebben veroorzaakt, maar ben daar nu helemaal niet meer zeker van. In hoeverre kan ik objectief kijken naar mijn jeugd?
Ik vraag me af hoe het zit met de mensen die zeggen dat ze niet veel schade hebben ondervonden van hun apostolisch zijn en een goede jeugd hebben gehad. Vaak ondanks incidenten die vaak tussen neus en lippen door worden verteld.
Wij hebben geleerd altijd positief te kijken, een rol te spelen in het grote geheel, en veel weg te stoppen en te poetsen. En wat ver weg zit, daar kom je moeilijk bij. Zelfs je gevoel uitschakelen was onderdeel van ‘Hoe ga ik om met mijn apostolische leven?’
Incidenten
Het zijn de mensonterende incidenten die bij mij insloegen en mij altijd bij zijn gebleven. En die een kind definitief veranderen. De donderpreken, vooral op de jeugdkring, de beschuldigingen, de publiekelijke reprimandes die altijd de ‘goede’ mensen leken te raken. Ik kon feilloos ‘oprechte apostolischen’ van ‘schijnheiligen’ onderscheiden. De laatsten bezorgden mij misselijkheid en buikpijn.
De vernedering die ik voelde omdat de broeders die op huisbezoek kwamen de hele avond doorzaagden over de Apostel. Over hoe geweldig hij was, en over de nieuwe kledingvoorschriften. Oppervlakkigheid ten top. Mijn moeder had één rok op juiste lengte voor mij gekocht. Voor de zondag. Dat was al een hele extra uitgave, die ze bovendien meteen had gedaan nadat de Apostel de gedragsregels aanscherpte.
Mijn vader aan tafel, die stapeltjes maakte van zijn salaris. Eerst een aanzienlijk deel voor de Apostel. Mijn moeder had een jurk voor haar zwangerschap, zelf genaaid van een goedkoop lapje, die ze ’s avonds uitwaste zodat ze die ’s morgens weer aankon. Er was een grote juspan met balletjes van een pond gehakt waar ons gezin de hele week van at.
Ziek
Ja, ik heb een ook fijne jeugd gehad. Fijn, maar alles stond ook in het teken van ziekte. Ik was veel ziek en moe, maar mijn ouders hielden van mij en ik kwam niets te kort. En we deden allemaal meer dan ons best.
De sociale contacten bestonden uit keurige na de zondagdienst koffievisites. Godzijdank hielden mijn ouders er niet zo van. Het waren formele samenkomsten waarbij koekjes en sigarettendoos rondgingen.
Ons leven bestond voornamelijk uit doen in plaats van zijn. Er zijn voor elkaar. Elkaar kunnen zien. Een goed gesprek. Echt samen zijn. We wisten niet hoe dat moest en er was geen tijd voor.
Echtgenoot
Toen ik 17 was ontmoette ik mijn toekomstige man. We speelden allebei blokfluit in het jeugdorkest. We zaten ook naast elkaar en ik herinner me dat ik met iedereen sprak om mij heen behalve met hem. Toen de blokfluiten, mandolines en melodika’s niet meer mochten meedoen, ging ik klarinet spelen en verhuisde naar de andere kant van het orkest.
Door tussenkomst van een tante kwam hij weer in beeld. Drie maanden later kreeg ik een begin van een uitzet van zijn moeder en was het al heel serieus.
Het was een heel ander gezin waar hij uit kwam. Bijzonder apostolisch ook. Zijn vader was al op jonge leeftijd overspannen geraakt en werkte niet meer. Het was een gespannen man, en ook dienende broeder.
Ruzies of onenigheid werden beslecht door zwijgen. Mijn man vertelde eens dat zijn moeder twee weken niet tegen hem had gesproken na een onenigheid.
Hij had als jongen van 16 zijn vader uit de auto moeten trekken omdat hij zichzelf dreigde dood te rijden.
Zelf heb ik tijdens een vakantie meegemaakt dat mijn schoonvader na een ruzie wegliep en dat we met man en macht moesten zoeken. Toen hij werd gevonden en weer thuisgebracht, kreeg hij een paar pillen en werd door zijn vrouw naar bed gebracht. De volgende dag ging de vakantie weer verder alsof er niets gebeurd was. Zondags gingen we gewoon naar de gemeenschap aldaar. Legitimatiebewijs mee.
De bezoeken in de weekenden bij mijn schoonouders waren altijd zaterdagse en zondagse herhalingen. Diensten, dankbaarheid en dienstbaarheid. Dat laatste door mijn schoonmoeder. Ik had echter voortdurend buikpijn.
Op eigen benen
Toen ik 20 was en ik vlak voor mijn eindexamen zat van de middelbare school nam mijn innerlijke spanning toe. Ik dacht dat ik het niet zou halen. Verkering en het apostolische leven daarbij opgeteld werden me allemaal teveel. Op een dag belandde ik in een soort psychose. Ik zag ineens niet meer. Ik bevond me in een soort koker. Alles werd zwart. Ik weet niet hoe lang dit heeft geduurd. Toen het weer licht werd, kon ik mijn moeder bellen die op haar werk was.
Ze kwam thuis en nam me mee naar het strand. Lieve, praktische ma. Ik zat achter in de aula tijdens de examens want ik moest regelmatig overgeven. Mijn eindexamen haalde ik met allemaal achten.
Ik begon met een opleiding verpleegkunde, zodat ik kon werken en ook geld verdienen om zo snel mogelijk het huis uit te kunnen gaan. Ik ontmoette de mensen in de buitenwereld. Allemaal lieve en sociale mensen.
Het werken viel me zwaar. Ik viel dat eerste jaar 10 kilo af. Een afdelingshoofd zag mijn strijd. Hij hielp mij en steunde mij waar het kon. Onze band werd sterk en liefdevol. Ik besefte dat het gevoel voor hem was waar ik naar zocht , maar het maakte de verwarring nog groter. Ik bleef bij mijn verloofde waar ik oprecht van hield, al was het een ander houden van dan wat ik ook had ervaren. Een andere keuze was gewoon geen optie.
Huwelijk
De dag na mijn trouwen werd ik ziek. Mijn weerstand was weg. Psychisch en lichamelijk. De vrijheid waar ik op hoopte bleef uit.
Ik was alleen. Overgeleverd aan verwarring.
Ik had geen idee hoe ik een echtgenote kon zijn.
Ik wilde daar helemaal niet zijn.
Ik wilde en kon helemaal geen vrouw zijn.
Ik had mijn kind zijn overgeslagen.
Mijn man had ook niet geleerd om met problemen om te gaan en wist zich geen raad. Als de spanning te groot werd, stapte hij in de auto en verdween hij enkele uren. Net zoals zijn vader dat deed. Ik stond dan in vertwijfeling en angst voor het raam te wachten tot hij terug kwam en deed daarna extra mijn best het goed te maken, zoals zijn moeder dat ook gedaan had.
Ik speelde een rol. Deed wat er van me verwacht werd. Ons succes op een goed huwelijk was al in de kiem gesmoord. Wij hadden beiden te veel bagage.
Mijn tante waarschuwde me voor het lot van mijn moeder. Misschien was ik erfelijk belast?
De buikpijn nam toe. Eten smaakte me niet. Ik kon het niet verteren. Ik kreeg diëten voorgeschreven. Darmonderzoeken volgden. Het zorgde voor nog meer vermagering. Het ging naadloos over in anorexia nervosa. Mijn lichaam was zo in stress dat ik migraine en ook epileptische verschijnselen kreeg.
Ik zat in huis achter gesloten gordijnen want ook het licht werd me te veel. Jaren later hoorde ik van mijn man dat hij altijd bang was me op een dag levenloos in de stoel te vinden. Ik werd steeds dunner, steeds minder van mij, om helemaal te kunnen verdwijnen. Tot het besef kwam dat het zeker zou gebeuren als er niets veranderde.
In de dienst zagen ze mij met mijn zondagse gezicht en wat aan de magere kant.
Zoals ik hen zag met hun zondagse gezicht en hun zondagse kleding en hun al of niet oprechte glimlachen. Er was geen reden om ongelukkig te zijn. Ik had een lieve man, een mooi ingericht huis en de Apostel in mijn leven.
Twijfel
Op een gegeven moment was ik zo verzwakt dat ik niet meer naar de dienst kon.
Ik kwam niet op een ziekenlijst. Ik kreeg geen bezoek of beterschapskaartjes.
De herder kreeg er lucht van dat ik psychische hulp had gezocht. Dat was niet de bedoeling. ‘Er was maar één Zielenhelper! ‘
Ik moest iets gaan doen, want dood gaan wilde ik niet. Ik begon alles te verzamelen wat ik kon vinden over anorexia. Ik las en las en legde de puzzelstukjes aan elkaar. Maar zonder enige deskundige begeleiding lag de valkuil algauw op de loer.
Ik ging weer eten. Maar nu ongecontroleerd veel. Van anorexia nervosa ging ik naar boulimia nervosa. Ik kwam in korte tijd 20 kilo aan. Mijn lichaam werd wel sterker maar de angst en onrust in mijn hoofd namen toe want ik werd dikker.
Ik kon weer naar de dienst en hoe meer men naar mij toe ging en hoe meer men zei dat ik er gelukkig weer goed uitzag, hoe ongeruster ik werd.
Ik liep weer in de pas. In dezelfde pas als zij. Ze konden mij weer zien, weer met mij omgaan.
Als ik me overat trok ik dat de volgende dag weer af van de dagportie. Ik viel weer af en was ook weer bij af. Wegens de kennis die ik had opgedaan uit de boeken wist ik dat er snel een andere aanpak nodig was. Ik moest iets veranderen.
Ik zei mijn man dat ik niet langer apostolisch wilde zijn. Dat mocht, zei hij, maar dan was het huwelijk ook voorbij. Overstuur liep ik in de stromende regen naar de bus. De regen hielp. Ik kon mijn tranen vrij met de regen laten stromen, iets dat ik ook niet gewend was te doen. Ik had geen idee waar ik heen moest.
Ik kon ook nergens heen. Mijn hele familie was apostolisch en de gevoelens van schuld en schaamte waren groot. Dus ik ging weer terug en betuigde spijt. ‘Sorry, Ik was de weg kwijt!’ Weer in het gareel. Zondagse gezicht weer op.
Moederschap
Ik bedacht me dat het kon helpen om moeder te worden. Dan kon ik niet meer om het vrouw zijn heen. Het zou mij helpen van de anorexia af te komen en mij weer een doel geven. Mijn man stemde toe en ik werd zonder problemen zwanger.
De zwangerschap was een tijd van meer rust en vreugde. Na de eerste paar maanden voelde ik mij buitengewoon goed. Ik kon zelfs van eten genieten want het was allemaal voor het kind dat in mij groeide. Mijn gedachten waren nu in beslag genomen door zwangerschapszaken en de toekomst met mijn kind.
Mijn apostolische leven ging ook weer volop door. Mijn schoonouders waren er vaak. Al voor ik zwanger werd. Ik was een dankbaar object om voor te zorgen want ik was vaak ziek, zwak en misselijk. Mijn schoonmoeder poetste mijn hele huis aan kant. Ze deed en wist alles beter. Ze was gul met cadeaus. Vakanties werden ons ook altijd ‘aangeboden’. Ze werden nooit afgeslagen. Ik kon niet protesteren.
Altijd dat stemmetje. Dankbaar zijn. Schuldgevoel wegens mijn slechte opstandige gedachten. Zelfs nu nog vind ik het moeilijk ‘slechte’ dingen te zeggen of te denken. Schoonpapa kon ook alles beter. Zijn verhalen gingen over hoe goed hij alles had gedaan en gemaakt. Alles netjes en aan kant.
Mijn zwangerschap verliep voorspoedig. Maar na de zware bevalling bleek dat ik een symfysiolyse had. Daarbij zijn de twee schaambeenderen los van elkaar geraakt door scheuring van het tussenliggende weefsel. De gynaecoloog wees het van de hand omdat het heel weinig voorkomt. Hij onderzocht mij verder niet. En ik klaagde niet hoewel de pijn hevig was. Elke beweging van mijn benen leverde een snijdende pijn op. Een langdurig traject van revalidatie volgde. Lopen ging niet. Ik moest het stapje voor stapje opbouwen.
Ik herinner me toch een fijne kraamtijd. Mijn zoon was het middelpunt waar mijn wereld op dat moment om draaide. Hij was gezond en ik had hem ter wereld gebracht en dat was alles wat telde. Ik had gezinshulp, de huisarts kwam in het begin dagelijks langs en ik kreeg fysiotherapie aan huis. Ik had zorg en begrip om mij heen.
Er kwam geen teken vanuit de gemeenschap. Ik stond niet op de ziekenlijst.
Ik denk dat ik pech had dat het zo’n onbekende, niet veel voorkomende aandoening was. Ze dachten wellicht gezien mijn geschiedenis dat het weer iets psychisch was. Vragen hoe het met mij ging kwam blijkbaar niet in ze op.
Mijn schoonouders waren een constante factor in mijn huis en bestaan.
Mijn ouders waren niet in beeld. Ik kan ze in dit verhaal niet plaatsen.
Ik zie ze niet. Ze zullen vast wel geweest zijn. Ze hadden nog een jong gezin en beiden een baan. En natuurlijk het apostolische werk. Verder zei ik meestal dat het het wel goed ging met me. Praat ik het nu goed? Waarschijnlijk wel.
Ik had een tante die iedere week belde. Ze was ‘schizofreen’. Ik heb geen idee of die diagnose klopte. Er was duidelijk wel wat mis met haar. Ze was ook apostolisch net als de andere tantes en oom van mijn moeders kant. Opa was priester. Het gezin waar mijn moeder in opgroeide bestond uit vijf meiden en een jongen. Er is nog een meisje geweest dat overleden is. Dat heb ik pas recent gehoord.
Al mijn tantes en ooms waren nerveus en druk. Mijn moeder kan ik me helaas niet herinneren. De schizofrene tante schijnt zo geworden te zijn door verkeerde medicijnen. Ze trouwde met een niet-apostolische man. Iedereen dacht dat ze het redelijk getroffen had.
Tante kwam op een gegeven moment niet meer in de dienst. Het verhaal ging dat ze dus ook geen kalender meer kreeg. Ze telde niet meer mee. Het lukte ook gewoon niet een kalender te bemachtigen voor haar. Een schijnbaar onbeduidend dingetje dat voor haar juist belangrijk was. En dit was zo tekenend. Als je niet meer kwam, telde je niet meer mee. Maar goed, het was een andere tijd. Dat zei men toen, en dat zegt men nu.
Weer naar de dienst
Een paar maanden later ging ik op krukken naar de dienst. Ik zat achterin, in een meegenomen tuinstoel. Er kwam niemand naar mij toe op een priester, die ook arts was, na. Ik kreeg erg het gevoel van ‘daar heb je haar weer met haar problemen!’ Dat hoeft natuurlijk niet zo te zijn geweest. Dat was mijn gevoel.
De priester hield een ‘bemoedigende’ verhandeling over symfysiolyse en zei dat bij een bepaald volk de symfysis bewust gekliefd werd om de bevalling soepeler te laten verlopen. Het zou uiteindelijk vanzelf weer aan elkaar groeien. Fijn dat ik er weer was!
Wat wist ik eigenlijk van de apostolischen? Ik wist niet hoe zij over mij dachten. Zij wisten niet hoe ik over hen dacht. Zij wisten niet hoe ik mij voelde, hoe het met mij ging, net als dat ik het niet van hen wist. Dat was ook van geen belang. De Apostel was ons middelpunt, en wij draaiden om hem heen.
Ik zal nooit de jonge broeder vergeten, aan de rondgang, met een baby op zijn arm en twee meisjes aan zijn zij. Zijn vrouw was overleden. Kreeg hij hulp? Ik heb echt geen idee. Het staat nog op mijn netvlies, omdat zijn verhaal zo dichtbij kwam.
De jonge zuster met haar kleine meid. Ze had haar man verloren bij een dodelijk ongeluk. Ik zie nog haar gezicht toen ze rondging bemoedigende blik van de voorganger, even stoppen en een diep oogcontact. Het gevoel van een geluidloze goedkeuring vanuit de banken. Ze had moeten brullen en gillen, of daar helemaal niet moeten zijn. Thuis met lieve mensen die voor haar zorgden. Misschien en hopelijk had ze die.
Verhuizing
Mijn man vond op een gegeven moment dat wij beter konden verhuizen. Een tweede kind was geboren en ons gezin was daarmee compleet. Ik zou teruggaan naar de woonplaats en de gemeenschap van mijn jeugd. Het nieuwe huizenplan gaf de doorslag. Een nieuw begin. Met zijn vieren. Ik was weer op de been. Vol goede hoop.
Toen wij zondags werden voorgesteld zei de herder ‘Dit is Anna. Jullie kennen haar vast nog wel. Maar ze is nú niet dezelfde meer. Ik vraag u dus met andere ogen naar haar te kijken! ‘
Ik voelde een enorme schaamte en machteloosheid. De deur werd toen definitief naar de buitenwereld geopend, al kostte het me nog drie jaar de deur helemaal open te gooien.
Na mijn vernederende introductie in de gemeenschap van mijn jeugd waar ik na 24 jaar weer terugkeerde, werd ik acuut recalcitrant. Ik beschilderde mijn gezicht en knoopte rasta-haarstukken in mijn haar. Een iets te korte zwart-glimmende rok maakte de outfit compleet.
Ik werd erop aangesproken door de broeders-dienenden en vatte meteen de koe bij de horens, en hield een betoog over innerlijk en uiterlijk. Niet meer dan dat, want iets diepere conversatie ging de heren al gauw boven de pet. Ik wil niet hun intelligentie ter discussie stellen, want de heren hadden hun hele leven ook niet voor zichzelf gedacht en een apostolische opvoeding gehad. Deze broeders doken regelmatig links en rechts bij mij op.
Verschillende malen stonden ze voor de deur om namens de herder mijn hulp in te roepen als organist, pianist, jeugdverzorger en dirigent van het kinderkoor.
Ik had al verschillende malen nee gezegd maar ze bleven komen. Ik zwichtte uiteindelijk, omdat ik erg van kinderen hou en besloot een keer bij het kinderkoor te gaan kijken.
Ik was verbaasd om te zien dat de dirigent nog geen noot kon lezen. Toen ik mijn hulp aanbood en de dirigente op een ‘fout’ wees, schoven ogenblikkelijk twee broeders aan weerszijden naar mij toe en sisten in mijn oor dat dat niet de bedoeling was.’De zuster had haar plaats en belangrijke taak via de herder van de Man Gods gekregen en deze mocht nooit bekritiseerd worden!’
De leidinggevende zuster van de ‘jongste jeugdverzorging’ had ongeveer op dezelfde gronden haar taak gekregen. Ze had zelf geen kinderen. Het was een soort trend om het ‘ontbrekende’ in leven of talent in te zetten in het Godswerk door een verantwoordelijke taak te geven juist op dat gebied. Het werd zeer gepromoot als vervulling van dat wat er ontbreekt in dienst van de Man Gods. Het is mij nu volkomen duidelijk dat het deel was van de machtsstructuur voortkwam uit onderdrukking. Deskundigheid was niet van belang en zelfs niet wenselijk.
Op een voorbereidingsavond kregen wij te horen dat er niet voldoende op aangedrongen werd de kinderen op hun stoel te laten zitten voor het kringgesprek. Een driejarige moet dat kunnen! Er werd uitgebreid gesproken over een bepaald kind. Het was mij duidelijk, wegens mijn werk én eigen ervaring dat er iets met dit kind was. De zuster demonstreerde voorts hoe je met de zijkant van je vlakke hand een tikje in de knieholten van het kind kon geven zodat hij wel moest gaan zitten.
Ook vond ze voeden tijdens de dienst ongepast en dat viel makkelijk te reguleren.
‘Een baby kon best wel even wachten en huilen was goed voor de longen. Ze stopten vanzelf als ze moe werden!’ Zindelijkheidstraining was ook een no-go. De kinderen moesten op zondagochtend maar een een luier aan.’ De zielsverzorging van onze kinderen gaat voor alles!’
Ik stond op en zei dat ik het er niet mee eens was. Dat was een understatement. Van binnen kookte ik namelijk. Ik werd bij mijn schouder gegrepen door de aanwezige priester van die avond. En naar buiten geleid. Nou wederom het bekende verhaal. Mij werd de les gelezen. Ik deed natuurlijk niet meer mee.
Een nieuwe richting
De laatste stuiptrekkingen van mijn apostolische leven. Ik richtte me op mannenactiviteiten. Ik besloot op knutselen en de tuingroep te gaan. Hiervoor moest toestemming gevraagd worden aan de oudste. Ik was blijkbaar de eerste die met die vraag kwam.
Knutselen ging niet door maar de tuingroep mocht. Natuurlijk ‘misdroeg’ ik me wederom. Ik werd weer op het matje geroepen. De broeder vond dat ik veel te uitbundig en amicaal met de broeders omging. Daar kwamen hele vervelende zaken uit voort. Hij sprak uit ervaring. Later hoorde ik dat deze broeder een behoorlijke ‘scheve schaats’ had gereden. Uiteraard was hij geheel en al vergeven, nog steeds gelukkig getrouwd en had gelukkig zijn dienende taak in het Godswerk behouden.
Waren er dan geen goede dingen? Ja natuurlijk! Zelfs de slechte dingen waren goed. Goed voor de beslissing. Die steeds makkelijker en noodzakelijker werd.
De definitieve stap. Ondanks dat daar offers voor gebracht moesten worden.
Het laatste stukje leven als apostolische met mijn apostolische man. Apostolische hulp en begrip bleven uit en dat heeft veel onnodige gevolgen gehad. Oorzaken die niet werden aangepakt, met alle gevolgen van dien.
Ik voelde me weer sterk genoeg weer aan het werk te gaan. Ik kreeg een baan in een ziekenhuis. Wederom sprak ik uit dat ik niet langer apostolisch wilde zijn. Mijn man ging er op agressieve toon tegen in. Stemverheffingen waren hem ook niet vreemd. Iets van ‘dat ik altijd maar zoekende was en het echt niet zou vinden!’
Op een dag zat ik achter de piano. Veel gesprekken vonden altijd in mijn hoofd plaats als het in het dagelijks leven niet lukte. In gedachten voerde ik het gesprek met mijzelf en met mijn man dat het niet verder kon zo. Dat ik niet verder kon. Er daalde toen een enorme rust over mij neer.
Voor mij voelde het als een spirituele ervaring waarin ik mij gesteund voelde en werd gedragen. Die avond kwam mijn man thuis en zei: ‘Ik heb een beslissing genomen, ik ga!’ Hij pakte een koffer en vertrok. Geen gesprek, niets.
We vertelden het de volgende dag aan de kinderen. We huilden alle vier. Hartverscheurend was het. Gevoel van machteloosheid, schuld, mislukking en verlies.
We besloten dat mijn man in het huis bleef. Als ik afstand deed van mijn deel kon hij het huis betalen. Ik vond het vooral voor de kinderen belangrijk. Ik nam genoegen met genoeg geld om mijn nieuwe huis te kunnen inrichten.
Schuldgevoel speelde daarin een grote rol.
Ik schreef een brief aan de oudste en zegde mijn lidmaatschap van het Apostolisch genootschap op. Ik had een baan en kon mezelf redden. Ik betrok een appartement vlakbij. Daarna kreeg ik een nieuw leven.
De apostolische familie en kennissen zagen mij natuurlijk als degene die het gezin had verlaten, want zo zag het er aan de buitenkant uit.
Ik ben zelf verbaasd hoeveel details ik nog weet. Ik noem ze niet allemaal. Ik ben ook verbaasd dat ik nog weet wat er letterlijk is gezegd. Het zijn woorden die diep hebben gegriefd en in mijn ziel zijn gegrift.
Mijn broer schreef me een lelijke, beschuldigende brief. En dat was het. Ik was helemaal murw. Ook niet in staat iedereen eens even de waarheid te vertellen. Heb dat verder ook nooit gedaan.
Er volgden een paar jaar van eenzaam afkicken, verwerken en tot slot een afsluiten van een stuk leven. Een apostolisch leven.
Ten slotte
Ik ben nu dankbaar met hoe het is gelopen. Omdat het me hielp om weg te gaan. Het was een opeenstapeling van dramatische ‘onhandigheden’ van de predikende heren. En uiteindelijk de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen.
Nog steeds weet ik niet wat er met mijn moeder aan de hand was en de precieze reden van mijn uithuisplaatsing, hoe het gegaan is en wie er bij betrokken waren.
Ik krijg het niet boven tafel. Ik heb er diverse malen naar gevraagd. Mijn vader en een tante leven namelijk nog. Er worden verschillende verhalen verteld en het blijft vooral ongrijpbaar en vaag. Ik denk dat ze het zelf niet eens precies weten. Problemen hadden geen plaats in de plaats van samenkomst.
Ik denk dat de ‘fouten’ en onkunde van vele ‘verzorgers’ konden gebeuren, omdat de ‘aanwijzingen’ niet werden gedaan op grond van deskundigheid, maar op de mate van overgave en aanbidding voor de leidsman.
Ik ben zeer verbaasd over de reacties vanuit het Apostolisch Genootschap op het boek Apostelkind van Renske Doorenspleet. Ik ben ook zeer verbaasd over de weinige reacties die vanuit mijn eigen apostolische familie komen. Ik heb opmerkingen van afkeur gekregen. Of een ontwijkende reactie op mijn opmerkingen en vragen.
Wat zijn de daadwerkelijke daden van ‘Het werken in Liefde aan een menswaardige wereld?’ Toen en nu? Het lijkt of dit nog steeds binnen de muren van het gebouw en binnen eigen apostolische kring gebeurt. Het lijkt dus of er nog steeds niet veel veranderd is. Nog steeds wordt er geluisterd naar een autoriteit. De apostel.
Na veel overdenkingen van het verleden en het delen ervan werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt. Op de patronen die zijn ontstaan en nog steeds bestaan.
Hoe mensen zich gedragen. En zeker ook de apostolische familieleden. Ik pas me naadloos aan, aan de behoeften en omstandigheden. Het is zo geleerd en bestaat al lang en het werkt.
Ineens lijken de gedragingen uitgelicht te worden. Extra belicht. Hoe mijn ouders met elkaar omgaan en hun leven hebben ingericht. Zo was het vroeger ook.
Alleen begon het ineens te irriteren en te beklemmen. Dan word je ook weer even kwetsbaar.
Ik kan er niet tegen als mij het spreken wordt belet, en als ik word genegeerd. Mij de mond wordt gesnoerd, en als ik onheus bejegend word. Ik word woedend op degenen die het mij aandoen. Ik kan zelf dan niet meer redelijk denken en dus ook niet redelijk zijn.
Als ik de deksel op de ketel houd, slaat het naar binnen. Hoe dan ook zijn de gevolgen altijd een schuldgevoel en complete verwarring. Het wordt een kluwen van soortgelijke situaties, emoties en stemmen uit het verleden die in mijn hoofd vast gaan zitten, en die ik weer moet ontwarren.
Ik heb geleerd er beter mee om te gaan en het komt nog weinig voor.
Ik heb nu geleerd dat niet alles op te lossen valt en dat het ook niet hoeft.
Ik denk dat het een blijvende beperking is.
Beperkt zijn wij. Onze beperking is echter opgelegd door iemand. We hadden geen stem, geen eigen inbreng, geen eigen wil en geen keuze.
Ik vecht nu als een tijger als iemand dit alles van me probeert af te pakken.
Alleen betekent vechten ook kwetsuren oplopen. Dus liever vermijd ik het.
Het is nu een kracht geworden. Bovendien is het een recht. Recht op zelfbeschikking.
Het is goed dat wij onze stem krachtig laten horen. Dat we de verhalen naar buiten brengen.
Verleden en heden staan niet los van elkaar. ‘Dat was toen’ is een leugen. Ik denk ineens aan ‘ Gods tijd is altijd nu’. Toen is nog altijd nu.
(de echte naam van de auteur is bekend bij de beheerders van deze site)
Wat een heftig proces moet het zijn geweest, om dit allemaal op te schrijven. Dapper! En hopelijk ook bevrijdend. Dank je wel voor het delen.
wat heb jij een heftige tijd gehad. Maar de aandacht die je nodig had, kreeg je niet uit de gemeenschap. Waar staat het apostolisch genootschap voor. Achter de ellebogen bah bah.
Knap hoe je nu in het leven staat. Geniet ervan xxx
I wanted to disappear into nothing…
And still they said you had everything to be grateful for.
I will take my time to read this through again. I am glad you have found peace and recovery in your life now.
Ach Anna, wat een verhaal. En wat een uitkomst dat je alles wat er gebeurd is nog allemaal weet. En dat je dit nu kunt delen met iedereen die.het lezen wil. Ik hoop dat veel mensen dit lezen. En erover nadenken. En troost willen bieden aan diegene die dat al zo vaak heeft verdiend maar steeds is overgeslagen. Vergeten? Nee daar zat natuurlijk weer wat achter. Zoals het hele Apgen vele duistere kanten verbergt. Mag ik je een dikke knuffel geven ? En ik hoop dat jouw toekomst nog hele mooie momenten gaat geven van diep geluk en innerlijke vrijheid. Xxx
Hier kan ik alleen maar stil van zijn…..